Martine Zeissink

Introductie/achtergrond
Patiënten die deelnemen aan fase I oncologische studies ervaren vaak verminderde kwaliteit van leven (QoL), angstklachten en een hoge symptoomlast. Een deel van de klachten wordt zelden besproken met het behandelteam, deels uit angst van patiënten dat dit invloed heeft op studiedeelname. Bij het staken van studiedeelname door ziekteprogressie is er vaak weinig tijd voor zorgorganisatie en voorbereiding op het levenseinde, aangezien patiënten gemiddeld binnen zes maanden overlijden.

Het fase 1 studieteam van de Medische Oncologie (STUT MO) van het UMC Utrecht heeft samen met het Consultatieteam Ondersteunende en Palliatieve Zorg (COPZU) onderzocht hoe specialistische palliatieve zorg vroegtijdig kan worden geïntegreerd in deze zorgcontext.

Doelstelling
Het doel van deze pilot is om te evalueren of patiënten en naasten tijdens studiedeelname openstaan voor specialistische palliatieve zorg, en om te inventariseren op welke gebieden ondersteuning gewenst is.

Methode
Van maart 2024 tot en met mei 2025 werd een pilot uitgevoerd waarbij alle patiënten van het STUT MO actief een COPZU-consult kregen aangeboden. Hierbij werd een semigestructureerd interview afgenomen, met gebruik van het Utrecht Symptoom Dagboek (USD) en de lastmeter.

Resultaten
Tussen januari 2024 en mei 2025 zijn 68 patiënten geïncludeerd bij het STUT MO, waarvan 41 deelnamen aan de pilot.

Patiënten scoorden hoog op vermoeidheid, pijn, angst, somberheid en verminderde QoL. Tijdens de COPZU-consulten werden thema’s besproken als existentiële vragen, toekomstige zorgorganisatie, wensen rondom het levenseinde en zorg voor (minderjarige) kinderen. Hoewel het preliminaire data betreft, wordt gezien dat de scores van eerdergenoemde klachten lijken te verminderen na uitvoerige gesprekken met COPZU.
Tevredenheid van patiënten en naasten werd door de verpleegkundigen van STUT MO opgemerkt, enkele patiënten gaven echter aan de gesprekken te belastend te vinden.
Daarnaast bleek het haalbaar om de gesprekken te combineren met reeds geplande afspraken, waardoor de belasting voor de patiënten beperkt bleef.

Conclusie
De eindevaluatie van de pilot vindt plaats in juni 2025 en de resultaten hiervan zullen worden gepresenteerd.

Aanbevelingen/klinische relevantie
Deze preliminaire data is veelbelovend en geeft aanleiding voor prospectief onderzoek met betrekking tot de rol van specialistische palliatieve zorg bij patiënten die deelnemen aan vroeg klinisch oncologisch onderzoek.

Literatuur
Ferrell et al. (2020). Integrating Palliative Care for Patients on Clinical Trials. Asia Pac J Oncol Nurs, 7(3), 243–249. https://doi.org/10.4103/apjon.apjon_2_20

Ferrell et al. (2021). A Palliative Care Intervention for Patients on Phase 1 Studies. J Palliat Med, 24(6), 846–856. https://doi.org/10.1089/jpm.2020.0597

Bellhouse et al. (2020). Phase I cancer trials: a qualitative study of specialist palliative care. BMJ Support Palliat Care, 10(2), 234–241. https://doi.org/10.1136/bmjspcare-2019-001919

Van der Biessen et al. (2018). Coping strategies and quality of life in phase I trial participation. Psychooncology, 27(1), 163–170. https://doi.org/10.1002/pon.4487

Treasure et al. (2021). Structured palliative care vs. standard supportive care in phase 1 trials. Cancer Med, 10(13), 4312–4321. https://doi.org/10.1002/cam4.3971

  • Sessie 11 | Open abstracts

    11.3 Integratie van specialistische palliatieve zorg bij vroeg klinisch oncologisch onderzoek: een pilot

    Datum: 30 okt 2025Tijd: 15:30 - 15:45 CET